Stichting Pensioenfonds Verloskundigen (SPV), hierna ‘Pensioenregeling’ belegt in één of meerdere beleggingsinstellingen die ecologische of sociale kenmerken promoten. Hiermee classificeert deze Pensioenregeling als artikel 8 onder SFDR.
Integratie van duurzaamheidsrisico’s in beleggingsbeslissingsprocedures (SFDR artikel 3)
Bij elke beleggingsbeslissing let het pensioenfonds niet alleen op rendement en duurzaamheidsprestaties maar ook op kosten en risico. Een mogelijk risico voor beleggingen is het duurzaamheidsrisico. De SFDR definieert het duurzaamheidsrisico als “een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch (milieu), sociaal of governance gebied die, indien ze zich voordoet, een werkelijk of mogelijk wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken”. Kortom duurzaamheidsrisico’s zijn de risico’s waarbij de waarde van een belegging daalt als gevolg van een gebeurtenis of omstandigheid op ESG-gebied.
Stichting Pensioenfonds Verloskundigen kijkt naar de ontwikkelingen van ESG-risico’s. Ecologische risico’s zijn gebeurtenissen die verband houden met het milieu, zoals klimaatverandering, schaarste van natuurlijke hulpbronnen en vervuiling. Zo kunnen investeringen worden geraakt door fysieke klimaatschade, bijvoorbeeld een investering in een bedrijf dat actief is in gebieden met extreme waterschaarste. Sociale risico’s kunnen betrekking hebben op arbeidskwesties en productaansprakelijkheid. Sociale onrust of corruptie kan de waarde van een belegging negatief beïnvloeden. Bij governance gaat het om onderwerpen als aandeelhoudersrechten, bedrijfsethiek, diversiteit en beloning van bestuurders.
Het pensioenfonds onderschrijft daarnaast de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Als onderdeel hiervan wegen we factoren die gerelateerd zijn aan mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie mee bij het nemen van een beleggingsbeslissing. Lees hier een meer gedetailleerde toelichting op de implementatie van due-diligence in het MVB-beleid.
Daarnaast beperkt het pensioenfonds de duurzaamheidsrisico’s van de beleggingen voor het pensioen door het inzetten van verschillende instrumenten, zoals uitsluitingen en ESG-integratie en bij de selectie en monitoring van vermogensbeheerders.
Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling vindt u in deze 12 rubrieken.
Stichting Pensioenfonds Verloskundigen (SPV), hierna ‘Pensioenregeling’ belegt in één of meerdere beleggingsinstellingen die ecologische of sociale kenmerken promoten. Hiermee classificeert deze Pensioenregeling als artikel 8 onder SFDR. Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling is te vinden per rubriek.
Geen duurzame beleggingsdoelstelling
Deze Pensioenregeling promoot ecologische en/of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. De Pensioenregeling houdt via de MVB-instrumenten (het uitsluitingsbeleid, ESG-integratie, doelinvesteringen en engagement) rekening met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren.
Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product
De ecologische en/of sociale kenmerken van de Pensioenregeling zijn:
• CO2-reductie
• Uitsluitingsbeleid
Beleggingsstrategie
Het Pensioenfonds heeft beleggingsovertuigingen, die het uitgangspunt zijn voor de beleggingsstrategie. Deze zijn terug te vinden in de Verklaring beleggingsbeginselen (pdf).
De Pensioenregeling belegt met name in beleggingsinstellingen. Deze beleggingsinstellingen hanteren criteria op het gebied van goed bestuur (‘good governance’) voor de beleggingen.
Aandeel beleggingen
Minimaal 18,5% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 81,5% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen en bestaat uit onder andere Staatsobligaties euro, Hypotheken, Obligaties Opkomende Markten HL en LC, en Vastgoed Nederland. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A). Voor meer informatie over categorisering zie de rubriek ‘Aandeel beleggingen’.
Monitoring van ecologische of sociale kenmerken
Om te bepalen of de Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt per kenmerk gekeken naar een relevante duurzaamheidsindicator. Per kenmerk wordt zo gemeten of aan de gepromote ecologische of sociale kenmerken wordt voldaan. De monitoring vindt plaats over de volledige levensduur van de Pensioenregeling. Voor meer informatie over de duurzaamheidsindicatoren zie de rubriek ‘Monitoring van ecologische of sociale kenmerken’.
Methodologieën
Om te meten hoe de Pensioenregeling de gepromote ecologische of sociale kenmerken behaalt, is per kenmerk een uitgebreide methodologie opgesteld. Voor iedere methodologie vinden vanuit gevalideerde databronnen door middel van externe raamwerken de metingen plaats. Voor meer informatie over de methodologieën zie de rubriek ‘Methodologieën’.
Databronnen en -verwerking
Een aantal beleggingsfonsen van dee Pensioenregeling gebruikt externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. Onze voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI. De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en de ESG-integratie. We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider.
Methodologische en databeperkingen
Een aantal beleggingsfondsen van de Pensioenregeling kent enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevensverwerking:
• Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (tabak en controversiële wapens).
• Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen.
• Beperkingen aan CO2-gegevens.
De methodologische en databeperkingen worden verder toegelicht in de rubriek ‘Methodologische en databeperkingen’.
Due diligence
Due diligence is er op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. Achmea IM als beheerder van een aantal beleggingsfondsen waar in de pensioenregeling in belegt doorloopt periodiek een screening van bedrijven op het schenden van de daarin genoemde internationale normen. Dit proces wordt het due diligence proces genoemd. Het due diligence proces wordt doorlopen om de belangrijkste ongunstige effecten van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen en te prioriteren, met als doel ze te voorkomen en te verminderen alsmede om verantwoording af te leggen over hoe de Pensioenregeling omgaat met de geïdentificeerde effecten. Meer informatie vindt u in onze ‘Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren’ oftewel PAI-statement (pdf).
Engagementbeleid
Namens het pensioenfonds wordt met ondernemingen die binnen de scope van het engagementbeleid vallen de dialoog gevoerd. Daarnaast wordt via de aandelenbeleggingsfondsen actief gebruik gemaakt van aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin wordt belegd (stemmen). Daarbij wordt aandacht besteedt aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen. Achmea IM maakt onderscheid tussen 2 soorten engagement: Normatieve engagement en Thematische engagement voor de beleggingsfondsen van Achmea IM.
Aangewezen referentiebenchmark
Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.
De Pensioenregeling promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling.
Aan de hand van de MVB-instrumenten uitsluiten, engagement en ESG-integratie wordt rekening gehouden met de PAI-indicatoren en de internationale richtlijnen, zie onderstaande tabel:
Belangrijkste ongunstige effecten (PAI-indicatoren) | Toepassing | Duurzaamheidsindicator gebruikt door pensioenfonds | Relevante beleggingscategorie |
CO2-voetafdruk van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd | ESG-integratie | CO2 / EVIC | Aandelen opkomende markten (fonds), Niet-Staatsobligaties (fonds), Global High Yield (fonds) |
Blootstelling aan controversiële wapens | Uitsluiten | Uitsluiten van betrokkenheid bij producenten van controversiële wapens | Aandelen opkomende markten (fonds), Niet-Staatsobligaties (fonds), Global High Yield (fonds) |
Schendingen van UN Global Compact, OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights | Uitsluiten | Uitsluiten bij normschenders | Aandelen opkomende markten (fonds), Niet-Staatsobligaties (fonds), Global High Yield (fonds) |
Deze Pensioenregeling promoot de volgende ecologische of sociale kenmerken:
• CO2-reductie
De CO2-voetafdruk van de portefeuille wordt vergeleken met die van de benchmark. Daarbij heeft de bedrijfsobligatieportefeuille als doelstelling de CO2-voetafdruk te verkleinen: in 2030 moet deze tenminste 50% lager zijn dan die van de benchmark in 2020. Om dit te realiseren worden de broeikasgasemissies in één keer met 30% verlaagd en daarna tot 2030 jaarlijks met gemiddeld 7%. De langetermijndoelstelling is een klimaatneutrale portefeuille in 2050.
• Uitsluitingsbeleid
De volgende investeringen zijn uitgesloten:
Uitsluitingen landen (categorieën) | Uitsluitingen ondernemingen (categorieën)* |
Landen waar machthebbers op systematische wijze de fundamentele mensenrechten op grove wijze schenden (Sanctiewet 1977 biedt belangrijk handvat hiervoor) | Ondernemingen die controversiële wapens produceren |
Landen waar het non-proliferatieverdrag wordt geschonden (Sanctiewet 1977 biedt belangrijk handvat hiervoor) | Ondernemingen die met hun gedrag structureel de normen van de VN Global Compact, OESO-richtlijnen en de VN Guiding Principles on Business and Human Rights schenden, zoals mensenrechten, arbeidsnormen, milieu- en anti-corruptie |
Producenten van tabaksproducten |
*Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur (‘good governance’) worden tevens uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8.
Het Pensioenfonds heeft de volgende beleggingsovertuigingen, die het uitgangspunt zijn voor de beleggingsstrategie:
Beleggingshouding en stijl
• We beleggen het pensioenvermogen zodanig dat aansluiting wordt gevonden bij onze doelstelling en pensioenuitkeringen, zoals verwoord in de ABTN. Daarbij moeten kwaliteit en liquiditeit voldoende zijn geborgd.
• We zoeken naar kansen om onze financiële positie te verbeteren en beleggen alleen wanneer we de beleggingscategorieën of producten begrijpen.
• Voldoende mate van liquiditeit in de portefeuille is een aandachtspunt. Het gebruik van illiquide beleggingen in de portefeuille is in beperkte mate toegestaan, omdat er een premie voor illiquide beleggingen bestaat.
Risicobeheer
• Beleggingsrisico wordt beloond. De beleggingsrisico’s die we nemen, nemen we bewust. De beleggingen moeten naar verwachting een hoger rendement dan de oprenting van de verplichtingen opleveren, of het risicoprofiel van de portefeuille verbeteren. Niet ieder risico draagt bij tot een beter verwacht rendement, maar een hoger rendement kan niet zonder het nemen van beleggingsrisico.
• Het managen van beleggingsrisico’s is minstens zo belangrijk als het genereren van rendementen.
• Renterisico is het grootste risico voor SPV. Daarom dekken wij strategisch dit deels af. Wij wensen gebruik te maken van renteontwikkelingen door de mate van afdekking te baseren op de rentestand en het dekkingsgraadniveau.
• Doordat valutarisico een onbeloond risico is, dekt SPV het valutarisico grotendeels af.
• Operationele aspecten, transactiekosten en diversificatievoordelen spelen daarbij een rol. Hierdoor daalt het portefeuillerisico terwijl het verwachte rendement gelijk blijft.
Horizon
• We beleggen vanuit een langetermijnperspectief gezien onze langlopende verplichtingen, maar vinden de korte termijn solvabiliteit een belangrijke variabele.
• De asset allocatie is onze lange termijn keuze. Als de omgeving aanleiding biedt voor afwijking op kortere termijn overwegen we dit.
Spreiding
• Diversificatie voegt waarde toe in termen van risicoreductie, zonder rendement te kosten.
• We diversificeren (spreiden) onze beleggingen zorgvuldig, maar zijn ons er van bewust dat niet alle onderdelen van de portefeuille kunnen of moeten worden gediversifieerd. Verwacht rendement, governance en kosten spelen hierbij een rol.
Portefeuillebeheer en benchmarks
• Wij voeren bij voorkeur een actief beleid, mits we de toegevoegde waarde daarvan kunnen beargumenteren. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met verwacht rendement, risico, kosten en complexiteit. Wanneer we de toegevoegde waarde niet kunnen verantwoorden kiezen we voor passief beleid.
Transparantie
• We beleggen alleen in beleggingen/producten die transparant zijn en waarover op een goede manier kan worden gerapporteerd.
• We zijn kritisch met betrekking tot de informatievoorziening over onze beleggingen.
Kosten
• Kosten zijn belangrijk. We analyseren voortdurend of de kosten acceptabel en uitlegbaar zijn.
• Kosten die verband houden met het beleggingsbeleid dienen goed in ogenschouw genomen te worden. Kosten staan vast, rendementen zijn onzeker. Hogere kosten voor een actief beleid zijn zeker, terwijl dit voor het extra beleggingsresultaat niet geldt. De kosten dienen dus minimaal goedgemaakt te worden door de verwachte outperformance en dienen continu gemonitord te worden.
Daarnaast heeft het pensioenfonds de volgende MVB-overtuigingen:
• ESG-principes vormen het uitgangspunt voor onze gehele beleggingsportefeuille en we voldoen aan wet- en regelgeving. Wanneer we dit verantwoord achten kunnen ESG-principes leiden tot hogere kosten.
• Wij hanteren onder meer de volgende MVB-instrumenten om ons maatschappelijk beleggingsbeleid vorm te geven: engagement (het aangaan van de dialoog met ondernemingen), het stemmen op aandeelhoudervergaderingen en uitsluiten.
• Wij vermijden beleggingen in bedrijven die controversiële wapens maken, onderhouden of verhandelen. Deze wapencategorie omvat antipersoneelsmijnen, clusterbommen, munitie met verarmd uranium en biologische, chemische of nucleaire wapens.
• Wij vermijden beleggingen in ondernemingen die de uitgangspunten van de UN Global Compact (mensenrechten, corruptie en milieu) structureel schenden.
• Wij vermijden beleggingen in producenten van tabaksproducten.
Hierbij wordt rekening gehouden met de ecologische en sociale kenmerken (zie hiervoor). Kijk voor een toelichting de beleggingsbeleid in onze Verklaring beleggingsbeginselen (pdf).
De Pensioenregeling belegt met name in beleggingsinstellingen. Deze beleggingsinstellingen hanteren criteria op het gebied van goed bestuur (‘good governance’) voor de beleggingen.
Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur worden op voorhand uitgesloten. Daarbij wordt minimaal gekeken naar wettelijke vereisten op het gebied van:
• goede managementstructuren
• betrekkingen met werknemers
• beloning van het betrokken personeel
• naleving van de belastingwetgeving.
Een aantal beleggingsinstellingen hanteren het beleid dat, zowel vóór als na het aankopen van beleggingen, het MVB-beleid (pdf) toegepast. Bij het bepalen of ondernemingen goed presteren op het gebied van goed bestuur, wordt gebruik gemaakt van ESG-data van derden. Mocht een onderneming waarin wordt belegd na verloop van tijd niet goed presteren, dan wordt deze onderneming alsnog uitgesloten volgens het gestandaardiseerde uitsluitingsproces.
#1 Afgestemd op E/S-kenmerken omvat de beleggingen van het gebruikt financiële product om te voldoen aan de ecologische of sociale kenmerken die het financiële product promoot.
#2 Overige omvat de overige beleggingen van het financiële product die niet zijn afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken en die evenmin als duurzame belegging kwalificeren.
De categorie #1 Afgestemd op E/S-kenmerken omvat:
• De sub-categorie #1A Duurzaam omvat duurzame beleggingen met ecologische of sociale doelstellingen.
• De sub-categorie #1B Overige E/S-kenmerken omvat beleggingen die zijn afgestemd op de ecologische of sociale kenmerken die niet als duurzame belegging kwalificeren.
Minimaal 18.5% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 81.5% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen en bestaat uit onder andere Staatsobligaties euro, Hypotheken, Obligaties Opkomende Markten HL en LC, en Vastgoed Nederland. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A).
Om te bepalen of deze Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt gekeken naar de volgende duurzaamheidsindicatoren:
• CO2-voetafdruk
De CO2-voetafdruk laat de door de portefeuille gefinancierde broeikasgasemissies zien. Om deze CO2-voetafdruk te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de ondernemingswaarde inclusief contanten (EVIC). De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan financiering. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee.
• Uitsluitingsbeleid
Deze indicator wordt uitgedrukt door middel van het percentage uitgesloten ondernemingen van de beleggingsportefeuille gebaseerd op het uitsluitingsbeleid van het Pensioenfonds.
De ecologische of sociale kenmerken die door de Pensioenregeling worden gepromoot worden inzichtelijk gemaakt via duurzaamheidsindicatoren. Deze duurzaamheidsindicatoren worden gedurende de levensduur van de Pensioenregeling gemonitord en jaarlijks gerapporteerd door de ESG-dienstverlener. Dit wordt gerapporteerd in het annex 4 in de SFDR-level-2-rapportage. Op dit rapportageproces zijn kwaliteitsstandaarden en beheersmaatregelen in de vorm van een gegevensleveringsovereenkomst met de dataproviders van toepassing, waarmee data- en plausibiliteitscontroles geborgd zijn.
De volgende methodologieën worden gebruikt om te meten hoe de door de Pensioenregeling gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald, de onderstaande methodologieën worden in de Achmea IM beleggingsfondsen toegepast:
Uitsluitingen
Controversiële wapens
Het onafhankelijke onderzoeksbureau ISS ESG stelt ieder halfjaar vast welke ondernemingen betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau het gehele beleggingsuniversum. Wanneer het onderzoeksbureau betrokkenheid vaststelt, leidt dit tot uitsluiting. De criteria voor uitsluiting zijn te vinden in ons MVB-beleid (pdf).
Tabaksproducenten
Betrokkenheid van individuele bedrijven wordt vastgesteld aan de hand van omzet gegenereerd uit de productie en distributie van tabaksgoederen. Deze omzetgegevens zijn afkomstig van de externe en onafhankelijke dataleverancier ISS. Een bedrijf wordt uitgesloten indien de tabaksgoederen gerelateerde omzet >50% is. Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.
Normschenders
Aan de hand van ISS ESG-data bepaalt Achmea IM als beheerder van de beleggingsfondsen of er betrokkenheid is bij activiteiten en/of gebeurtenissen die in strijd zijn met internationale normen, zoals de UN Global Compact, OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau ISS het gehele beleggingsuniversum.
Bij een onderneming met een beoordeling ‘Rood’ door ISS ESG bepaalt de ESG-dienstverlener of deze op de uitsluitingslijst of op de watchlist wordt geplaatst:
• Op de watchlist staan ondernemingen die in de eerste twee jaar van de rode beoordeling een commitment hebben gedaan of maatregelen hebben genomen om de schending op te lossen. De mate van herstel en verhaal en het verloop van de engagement wordt meegewogen in het oordeel
• Als er na twee jaar geen verandering is in de rode beoordeling, wordt de onderneming op de uitsluitingslijst geplaatst. Wel bestaat de mogelijkheid om op basis van een kwalitatieve beoordeling, feiten en omstandigheden of discretionaire ruimte een onderneming op de watchlist te laten staan. Het Fund Management Committee van de ESG-dienstverlener beoordeelt alle cases voor het uitsluiten van ondernemingen, op basis van advies en analyse van de ESG-dienstverlener.
• De uitsluitingslijst bestaat uit ondernemingen die al langer dan twee jaar een rode beoordeling hebben en ondernemingen die in de eerste twee jaar van de beoordeling nog geen maatregelen hebben genomen om de schending op te lossen
Jaarlijks toetst de ESG-dienstverlener het beleggingsuniversum op dit criterium.
ESG-integratie
Het meenemen van ESG-informatie in het beleggingsproces wordt ook wel ESG-integratie genoemd. Het meenemen van ESG-informatie is hierin een structureel onderdeel. Hiervoor maakt de ESG-dienstverlener gebruik van MSCI ESG-data. De ESG-data heeft effect op de samenstelling van de portefeuille.
We gebruiken de volgende maatstaven van MSCI ESG data:
• CO2-voetafdruk (CO2 / EVIC)
De CO2-voetafdruk laat de door de portefeuille gefinancierde broeikasgasemissies zien. Om deze CO2-voetafdruk te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de ondernemingswaarde inclusief contanten (EVIC) in datzelfde jaar. De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan financiering. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee. Ondernemingen waarvan de data ontbreekt, krijgen effectief het portefeuille gemiddelde toegewezen.
De Achmea IM Beleggingsfondsen van de Pensioenregeling gebruiken externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. De voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI ESG. Achmea IM voert voorafgaand onderzoek uit naar alle potentiële dataproviders om vast te stellen of de data (i) geschikt zijn voor het doel waarvoor de data zal worden gebruikt, (ii) overeenkomen met het beleggingsuniversum en (iii) van voldoende kwaliteit zijn.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte databronnen per MVB-instrument.
MVB-instrument | Onderwerp | Databron |
Uitsluitingen* | Controversiële wapens | ISS ESG |
Tabaksproducenten | ISS ESG | |
Normschenders | ISS ESG | |
Staatsbedrijven | MSCI ESG | |
ESG-integratie | CO2-reductie (CO2 / EVIC) | MSCI ESG/Factset |
*Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur (‘good governance’) worden tevens uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8. Hiervoor is MSCI ESG de databron.
Kwaliteit en verwerking van de gegevens
De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en de ESG-integratie.
Achmea IM onderzoek de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider. Dit omvat activiteiten zoals het beoordelen van het datamodel, statistische controles en beoordelen van de dekking van de gegevens op de benchmarks en portefeuilles. Waar relevant wordt de impact van verschillende gegevensbronnen op onze beleggingsbeslissingen ex ante getoetst. Via deze stappen streeft de Pensioenregeling naar een voldoende mate van vertrouwen in de gekozen gegevens en dataproviders.
Achmea IM voert doorlopend steekproefsgewijze controles van gegevens uit. Bijzondere constateringen worden besproken met de relevante dataprovider. Dit kan leiden tot ad hoc aanpassingen van externe gegevens of tot structurele aanpassingen in het gebruik van gegevens. Het overschrijven van gegevens en/of het hanteren van alternatieve gegevens wordt onderbouwd gedocumenteerd. Periodiek vindt er een uitgebreidere evaluatie plaats van de geselecteerde dataproviders en geselecteerde gegevens. Deze evaluatie kan leiden tot het beëindigen van de samenwerking met een dataprovider dan wel tot de selectie van een andere dataprovider.
Waar mogelijk worden de gegevens geautomatiseerd in het administratiesysteem van Achmea IM en ingelezen via een API (een datalink tussen de dataprovider en onze systemen) en via het administratiesysteem gebruikt voor beleggingsprocessen en rapportagedoeleinden. Voor enkele beleggingsprocessen vindt toegang tot de gegevens plaats via platforms van derde partijen. De gegevens voor de uitsluitingsprocessen wordt verwerkt in een database en via automatisch gegenereerde Excel templates gedeeld met de vermogensbeheerders.
De gegevensbronnen die gebruikt worden om ecologische- of sociale kenmerken te promoten zijn in de basis, met uitzondering van CO2-data, kwalitatief van aard. Beschikbare gegevensbronnen worden door Achmea IM gecategoriseerd, geordend en gelabeld en omgezet in numeriek waardes ten behoeve van beschrijvende analyses en waardeoordelen. Daarmee is deze data in aanleg gemodelleerd. Achmea IM maakt zelf geen schattingen in de data, maar koopt data in. Als er geen data beschikbaar is, is er geen grond voor acties.
De mate waarin gerapporteerde CO2-data beschikbaar is verschilt per beleggingscategorie en de reikwijdte van de CO2-data (in termen van scopes zoals gedefinieerd in het GHG Protocol). Voor aandelen ontwikkelde markten is het percentage ondernemingen dat zowel scope 1 en scope 2 CO2-data publiceren en waarbij deze data voldoet aan kwaliteitseisen vanuit het Carbon Disclosure Protocol relatief hoog. Indien de scope 3 data toegevoegd wordt dan is het percentage ondernemingen dat over alle 15 scope 3 subcategorieën rapporteert laag. Dit is het gevolg van een gebrek aan beschikbare scope 3 data. Zodra ondernemingen hun scope 3 emissies gaan rapporteren, komt deze data beschikbaar via de ESG-dataprovider. CO2-databeschikbaarheid en -kwaliteit is beduidend lager voor overige beleggingscategorieën en regio’s.
Er zitten enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevens. De belangrijkste beperkingen laten zich omschrijven als:
Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (tabak en controversiële wapens)
Voor de uitsluitingen gericht op producten vertrouwt Achmea IM op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. De dataprovider hanteert bij het opstellen van een oordeel ten aanzien van een onderneming zowel bronnen afkomstig van de onderneming in kwestie als bronnen vanuit publiek beschikbare documenten. Deze kunnen afkomstig zijn van maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke publicaties, brancheorganisaties, intergouvernementele organisaties, (lokale) overheden, et cetera. Op basis van de beschikbare bronnen maakt de externe dataprovider een gefundeerde inschatting of en in welke mate een onderneming betrokken is bij een product waar een uitsluitingsbeleid voor van kracht is.
Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen
Voor de uitsluitingen van normschenders wordt in eerste instantie vertrouwd op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. Er zijn echter geen scherp gedefinieerde criteria die vaststellen of specifiek gedrag ook werkelijk een normschending is. Dit blijft een kwalitatief waardeoordeel. Geconstateerde gedragingen die op gespannen voet staan met ons normenkader moeten goed gedocumenteerd worden en op een adequate en eenduidige wijze beoordeeld worden. Op die manier beoordeelt Achmea IM alle schendingen op dezelfde wijze. Een casus wordt op basis van het door de externe dienstverlener samengestelde dossier besproken in het Fund Management Committee van de ESG-dienstverlener voordat er tot uitsluiting wordt overgegaan.
Beperkingen aan CO2-gegevens
Een effectieve CO2-voetafdrukmeting vereist een gedetailleerd begrip van de uitstoot van broeikasgassen van de beleggingen in portefeuille. We kwalificeren de datakwaliteit van CO2-gegevens als hoog voor de beleggingen in zowel ontwikkelde als opkomende markten, op basis van de Platform for Carbon Accounting Financials (PCAF)-scoretabel. Voor alle posities is het uitstaande bedrag in het bedrijf bekend. Ook zijn geverifieerde uitstootgegevens van eigen activiteiten (scope 1) en elektriciteitsverbruik (scope 2), met behulp van het raamwerk van het Greenhouse Gas (GHG)-protocol, voor het grootste deel van de portefeuille beschikbaar. Waar emissiegegevens niet direct beschikbaar zijn, worden deze gemodelleerd door de ESG-gegevensaanbieder met behulp van verschillende methoden.
Een andere beperking in het gebruik van de scope 1 en scope 2 CO2-gegevens is de vertraging waarmee de gerapporteerde CO2-gegevens beschikbaar komen bij beleggers. Een CO2-voetafdruk is daardoor per definitie ‘terugkijkend’.
De meeste bedrijven richten zich vooralsnog op het meten van de uitstoot van hun eigen activiteiten en elektriciteitsverbruik, met behulp van het scope 1- en scope 2-raamwerk van het GHG-protocol. Het beoordelen van broeikasgasemissies in de gehele waardeketen is complex. Het aantal ondernemingen dat werkelijk de broeikasgasemissies voor elk van de 15 categorieën van scope 3-emissies (zoals gekochte goederen en diensten, transport en distributie en gebruik van verkochte producten) inzichtelijk maakt is zeer beperkt. Meerdere onderzoeken tonen dat de huidig gehanteerde methodes voor het modelleren van scope 3 emissies nog tekortschieten. Wij hanteren daarom momenteel geen scope 3 data voor onze beleggingsbeslissingen.
Het uitbreiden van de reikwijdte van CO2-voetafdrukmetingen naar opkomende markten en minder liquide activaklassen leidt tot een lagere beschikbaarheid van geverifieerde emissies en minder nauwkeurig gemodelleerde emissies. Wat uiteindelijk leidt tot een lagere algehele datakwaliteit voor de gehele portefeuille. Daarom wordt dit vooralsnog niet toegepast.
Onze beleggingen in de Achmea IM beleggingsfondsen doorlopen periodiek een due diligence cyclus om de daadwerkelijke en mogelijke negatieve impact van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, te voorkomen en te verminderen en om verantwoording af te leggen over hoe de Pensioenregeling omgaat met de geïdentificeerde risico’s. Deze due diligence is er dus op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, prioriteren en analyseren. In het PAI-statement (pdf) worden de verschillende stappen van het due diligence proces nader toegelicht. Daarbij volgen we het model en de terminologie van het Instrumentarium van het convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen.
De beheerders van de beleggingsfondsen gaan in gesprek met ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt (engagement). Daarnaast maken de beheerders van de beleggingsfondsen actief gebruik van de aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin het belegt (stemmen). Daarbij wordt aandacht besteed aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen.
Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.